1. De lidstaten zorgen ervoor dat ondernemingen als bedoeld in artikel 2, lid 1, punt a), en artikel 2, lid 2, punt a), een plan vaststellen om ervoor te zorgen dat het bedrijfsmodel en de strategie van de onderneming verenigbaar zijn met de overgang naar een duurzame economie en met de beperking van de opwarming van de aarde tot 1,5 °C, overeenkomstig de Overeenkomst van Parijs. In dit plan wordt met name, op basis van informatie waarover de onderneming redelijkerwijs kan beschikken, vastgesteld in welke mate de klimaatverandering een risico vormt voor of een effect is van de activiteiten van de onderneming.
2. De lidstaten zorgen ervoor dat, indien de klimaatverandering geïdentificeerd is of had moeten zijn als een belangrijk risico voor of een belangrijk effect van de activiteiten van de onderneming, de onderneming emissiereductiedoelstellingen in haar plan opneemt.
3. De lidstaten zorgen ervoor dat ondernemingen bij de vaststelling van variabele beloning naar behoren rekening houden met de naleving van de in de leden 1 en 2 bedoelde verplichtingen, indien de variabele beloning is gekoppeld aan de bijdrage van een bestuurder aan de bedrijfsstrategie en de langetermijnbelangen en -duurzaamheid van de onderneming.